Toelichting niet kwantificeerbare risico's
Bouwleges
De raming voor de bouwleges is gebaseerd op een gemiddelde over de jaren heen. Dit zijn gegevens die met de nodige voorzichtigheid behandeld moeten worden. De voortgang van deze projecten is afhankelijk van derden en moeilijk te voorspellen of te beheersen. De mogelijkheid bestaat dat in enig jaar minder ontvangen zal worden dan het voor dat jaar geraamde bedrag. Ook heeft nieuwe wetgeving mogelijk gevolgen voor de legesinkomsten, volledigheidshalve wordt verwezen naar het kopje 'Wet kwaliteitsborging voor het bouwen' (WKB) hieronder. De omvang van de gevolgen van de WKB zijn nog niet in beeld en derhalve als pm opgenomen.
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Op 14 mei 2019 nam de Eerste Kamer de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen aan. Deze wet regelt de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen. Hiermee wordt de positie van de particuliere en de zakelijke bouwconsument versterkt. Door de toenemende complexiteit in de bouw werd herziening van het huidige stelsel van kwaliteitsborging noodzakelijk geacht. Hiermee wordt de relatie tussen de opdrachtgever, de bouwconsument, en de bouwende partijen evenwichtiger. Voor de gemeente vervalt grotendeels de technisch-inhoudelijke toetsing aan het Bouwbesluit en komt er een aantal voornamelijk administratieve taken bij, zoals de controle of het juiste instrument voor kwaliteitsborging is toegepast en een controle of er sprake is van een erkende kwaliteitsborger. De inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen staat gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vooralsnog gepland op 01-01-2022. Toezicht (gedeeltelijk) en handhaving op deze werken blijven bij de overheid. Een en ander heeft mogelijk gevolgen voor de legesopbrengsten en de personele capaciteit. De exacte gevolgen zijn nu nog niet duidelijk. In de komende jaren zal hier meer duidelijkheid over komen.
Groei gemeente
De uitbreiding van het aantal woningen betekent dat de gemeente ontwikkelkosten moet gaan maken in relatie tot de voorzieningen die ten laste van de gemeente komen en niet gedekt worden vanuit overeenkomsten met projectontwikkelaars. Hierbij denken we aan scholen, (bovenwijkse) sport- en wijkvoorzieningen. Maar ook heeft dit gevolgen op de uitgaven in het sociale domein, veiligheid, uitvoeringskosten van de gemeenschappelijke regelingen enzovoorts. We verwachten dat de beperkte groei die is verwerkt in het meerjarenbeeld van deze begroting geen aanleiding geeft tot het opnemen van ontwikkelkosten. Het is nog te vroeg om exacte berekeningen van de groei te maken, omdat de prognoses op dit moment nog te globaal zijn. Vooralsnog gaan we er van uit dat de reserve projecten en de toename aan algemene uitkering de kosten en voorinvestering, veroorzaakt door de groei, kunnen dragen.
Afvalstoffenheffing
In de zomer van 2019 is een situatie ontstaan bij het Afval Energie Bedrijf Amsterdam (AEB), waarbij het AEB gedeeltelijk gesloten is. De gemeente Amsterdam is op dit moment nog eigenaar van het AEB. Het voornemen van de gemeente Amsterdam is om het AEB te verkopen en de be- en verwerking van haar eigen restafvalstroom middels een Europees aanbestedingstraject op de markt te zetten.
Het is noodzakelijk de restafval be- en verwerking vanaf 2023 opnieuw te waarborgen, waarbij afstand (transportkosten en milieu) belangrijk zijn. Het verwerkingscontract met het AEB is afgesloten op basis van het verlenen van een zogenaamd ‘alleenrecht’. Dit contract alsmede het addendum voor de na-scheiding eindigt contractueel op 31 december 2022.
Door de ontstane situatie (op langere termijn) moet er rekening mee worden gehouden dat na 2022, of eerder bij faillissement van het AEB, de prijs voor verwerking van huishoudelijk afval zal stijgen. Ook kan transport naar een andere locatie, met daardoor de noodzaak tot overslag van ons afval, extra kosten opleveren.
Dit zal op termijn zijn weerslag hebben op de afvalstoffenheffing.